Afbeelding

Oude stropers (3)

Historie

We eindigden de vorige aflevering met het opmerkelijke verschijnsel dat duinmeiers elkaar regelmatig voor de Houtvester op slot Teijlingen sleepten. De jachtwet speelde op dit punt een dubieuze rol. Zij eiste namelijk dat duinmeiers naast betaling van pacht een eed moesten afleggen.

Daarbij zweerden zij alle overtreders van de jachtwet ongeacht de persoon aan te klagen. Voldeed men niet dan kon men de broodwinning kwijtraken. In 1621 wordt Jan Hendrikszoon, duinmeier op de Hooge Boekhorst, aangeklaagd wegens het ontduiken van deze verplichting. Jan heeft vermoedelijk ruzie met zijn stropende buurman Cornelis Jacobszoon willen vermijden. Toen het verzaken van zijn eed duidelijk werd heeft hij Cornelis alsnog aangehouden. Te laat, de Houtvester rekent dit Jan zwaar aan, zijn pacht behoudt hij maar net. De duinmeierseed dwong dus tot aangifte van je buurman, oom of beste vriend. Toch had dit wetsonderdeel ook een goede keerzijde want iedereen kon worden aangepakt. Zo wordt notaris Pieter Boers, nota bene schout van Noordwijkerhout en Katwijk twee keer door duinmeiers betrapt op stroperij, maar lacht hij de mannen hard uit. De Houtvester maakt daar korte metten mee en deelt een boete uit waarbij de arrogantie van de schout meegewogen wordt. Het klinkt heel democratisch, maar we moeten aantekenen dat welgestelden meestal over goede juridische bijstand beschikten. Sommigen vochten hun zaak principieel uit tot aan de Hoge Raad. Dat was niet weggelegd voor de gemiddelde stroper die regelmatig onder een lachwekkende bijnaam staat aangeduid. We noteren onder andere Schout Quaatbeleyt, Slimme Pietje, Jan Appelmoes en Adriaan Strooppotje. Maar van een verkeerde naam of vormfoutje in de aanklacht lag de Houtvester niet wakker, er volgde hooguit uitstel van straf.

Vangst van wild op eigen grond is ook een aparte bepaling uit de jachtwet. Bestraffing komt regelmatig voor. De kinderen van Jacob Claeszoon stellen eind 16e eeuw op het erf van hun ouders een net op en vangen daarin enkele konijnen uit het naastgelegen Stelduin. Boete voor vader Jacob: veertig gouden Carolus guldens, een klein vermogen. Het bezit of het dragen van strikken "op de man" kon al beboet worden, hoewel er ook voorbeelden van vrijspraak te vinden zijn. Vanaf 1661 probeert men de uit de hand gelopen konijnenstand onder controle te krijgen door het diertje uit bepaalde gebieden te weren. Er ontstonden konijnloze en konijnrijke gebieden. Het konijn hield zich uiteraard niet aan grenzen. Niettemin lijkt het aantal mensen dat legaal van de konijnenvangst leeft te dalen, met name in het Langeveld. Maar stropers en andere overtreders van de jachtwet blijven er genoeg. De inhoud van aanklachten verandert met de komst van de snaphaan, het jachtgeweer van die tijd. Lang beboette de Houtvester alleen stropers van konijnen gevangen met de strik, met de fret of het net. Maar ook delvers van konijnenholen en zelfs boogschutters. De komst van het betaalbare jachtgeweer maakt dat ook gevogelte illegaal geschoten wordt. Daarnaast worden ook meer gevallen van vissen in andermans water bestraft. De Houtvester en zijn Meesterknapen hadden het er maar druk mee. Zij hielden maar een paar keer per jaar zitting maar streken dan veel boetes op, tot wel duizenden guldens. Niet gek voor een dagje werk. En mooi dat je daarnaast ook nog betaald werd in natura, want zij hadden recht op regelmatige ontvangst van een koppel konijnen. Zouden die altijd legaal gevangen zijn? Tot slot: ook 400 jaar geleden waren de strikken van koper en ook toen verscheen een stroper die "de Spijker" genoemd werd voor het gerecht. Als uw oude buurman deze laatste zin kan toelichten verraadt hij zichzelf als voormalig lid van het stropersgilde. Alsnog betrapt bij deze!

Uit de krant