Afbeelding

Runderpest (deel 2)

Historie

Interessant is de invloed die de veepest heeft op de prijzen voor onroerend goed. De Gouden (17e) eeuw heeft de welvaart in ons dorp absoluut bevorderd, maar met die welvaart stegen ook de prijzen van agrarisch onroerend goed. Tussen 1640 en 1700 betaalt de rijke burgerij grof geld voor boerderijen en landbouwgrond, er lijkt bijna lukraak gekocht te worden.

Hoe anders is het ten tijde van de veepest, in een eeuw waarin het land het economisch toch al moeilijk had. Pieter Stalpert moet in 1679 voor boerderij Westerhout 11.000 gulden neertellen. De weduwe Van der Hans probeert in 1766 dezelfde boerderij met ongewijzigde hoeveelheid weiland te verkopen maar vangt daar nog maar 2700 gulden voor. Op vier percelen land wordt niet eens een bod uitgebracht, er was geen animo voor. Jonkheer Vladeracken koopt boerderij Groenewege aan de Zeestraat in 1680 voor 9000 gulden. Voor die prijs krijgt hij ook de bijbehorende 20 hectare weiland. Na de derde pestgolf kopen Hendrik Verdegaal en Jan Langeveld deze boerderij in combinatie met de naastgelegen hoeve de Hut en een dubbele hoeveelheid weiland voor slechts 5150 gulden. De invloed van de veepest is overduidelijk en de prijzen van onroerend goed zullen pas na 1825 herstellen.

In 1749 tellen de erfgenamen in de stal van Dirk Elstgeest die zijn woning had tegenover de Witte Kerk negen koeien waarvan zes ziek en drie "gebeterd" zijn. De gangbare prijs voor een koe lag tussen de 40 en 80 gulden, maar voor Dirks nalatenschap waren de beesten nagenoeg waardeloos. Het jaar erop gaat Cornelis Langeveld op boerderij Sasbergen failliet en dat lot treft ook Huibert Simonszoon Heemskerk die boerderij Sixenburg pacht. De ziekte houdt aan want in 1755 noteert de notaris op boerderij Westerhout dat 10 van de 15 koeien van de overleden vrijgezel Laurens Erffoort gestorven zijn.

Een Noordwijkse statistiek geeft inzicht in het verloop van de ziekte tijdens de 3e ziektegolf. In juni 1769 wordt bij boer Cornelis Brelofsbergen die in het Langeveld 14 koeien hield vastgesteld dat 1 koe aan de ziekte zou zijn overleden. Een conclusie die mogelijk in paniek is getrokken want het blijkt loos alarm. Cornelis komt later niet meer in de statistiek voor. Er zijn nog een paar schijngevallen maar eind 1769 wordt duidelijk dat de veepest werkelijk heeft toegeslagen. Twaalf stallen zijn binnen enkele weken besmet. Van de 110 koeien in deze stallen zijn er dan nog 81 gezond.

Daarna gaat het snel, af te leiden uit de maandelijkse rapporten. In maart 1770 is de ziekte op haar hoogtepunt en tellen we 65 besmette stallen met 651 koeien, waarvan er 394 gestorven zijn en 142 "gebeterd". Slecht 115 koeien (17%) zijn gezond gebleven. In de maanden erna komt er nog maar een handvol bedrijven bij. De grote boeren Cornelis en Jacob Heemskerk die aan het einde van de Langevelderlaan wonen lijken aanvankelijk buiten schot te blijven maar worden die zomer alsnog toegevoegd aan de lijst. Cornelis met 33 koeien houdt slechts 6 gezonde dieren over. Jacob heeft 35 beesten en mag met 20 gestorven dieren niet eens mopperen, want er zijn collega's die alle dieren kwijtraken.

Opvallend genoeg zijn er aan de duinkant andere boeren die gespaard worden, zij komen niet in de statistiek voor. Dit geldt voor Pieter van den Berg op Kijkduin, Adam Wijnands op de Witte Raaf en de weduwe van Cornelis Hendrikszoon Heemskerk op de Woeste Hoeve in het Langeveld. Deze derde golf was dus kort maar heftig.

De runderpest zal ook in de 19e eeuw regelmatig terugkeren ondanks verbeterde behandelmethoden. Het is een onderbelicht onderdeel van onze geschiedenis.

Uit de krant