Afbeelding

De Witte Raaf

Historie

Zwart schaap, sluwe vos, ongelikte beer. Dieren als misbruikte figuranten in uitdrukkingen over menselijk gedrag. Witte raaf is ook zo'n uitdrukking. Alleen de oudste bokken uit ons dorp zullen de boerderij met die naam nog gekend hebben, afgebroken in de dertiger jaren van de vorige eeuw.

Jonkvrouw Cremers-Boreel gaf begin 20e eeuw deze naam aan haar bezit op de hoek van de Duinweg. Mogelijk verwees zij hiermee naar het witte pleisterwerk van het gebouw of naar haar rol binnen haar familie. Monumentale boerderijen uit onze omgeving hebben als bouwlocatie middeleeuwse wortels maar het vaststellen van de ouderdom van de gebouwen zelf is lastig. Maar voor boerderij de Witte Raaf is er een aanwijzing. In 1588 wordt de boerderij eigendom van Guido van Meetkerke uit een aanzienlijke Vlaams/Leidse familie. Kort daarvoor verkocht Guido zijn woning aan het Rapenburg aan de laatste nonnen van het klooster Leeuwenhorst. Nu is dit het Rijksmuseum van Oudheden. Militair Guido leidde een leger van professionele vechters in de strijd tegen de Spanjaarden. Het is onwaarschijnlijk dat hij genoegen nam met een eenvoudige boerenwoning, dus we mogen aannemen dat hij de woning van verkoper Pieter Willem Stevenszoon uitbouwde tot hofstede. Het gebouw wordt nog lang als "Van Meetkerkes woning" vermeld. Tweede helft 17e eeuw wordt de boerderij bewoond door de familie Alkemade waarvan de verschillende leden met elkaar een groot deel van de Noordzijder polder in eigendom hadden. Vanaf 1703 woont Gerrit Duijvenvoorden op Van Meetkerkes woning, aanvankelijk met zijn broer Arij. Gerrit was boer en daarnaast leverde hij schelpen aan kalkbrander Lelyvelt. Bij deze producent van metselkalk had Gerrit een hypotheek, vermoedelijk de reden dat hij zijn boerderij na vijftig jaar aan Lelyvelt verkoopt. Pachter wordt Adam Wijnands, net als Gerrit boer en schelpenvisser. Dat laatste beroep komen we ook later in de familie Wijnands tegen. Vanaf begin 19e eeuw is Leendert van der Holst langdurig bewoner van de boerderij. De erven Van Lelyvelt proberen tijdens zijn pachtperiode hun bezit te verkopen. Dat lukt maar ten dele. Pas in 1848 vindt bij een tweede veiling overdracht van de Witte Raaf plaats. Hendrik Pennings en Cornelis van Saazen kopen de boerderij vermoedelijk als belegging. Immers twee jaar later verkopen zij al door aan Pieter Zeestraaten uit Hillegom. Pieter blijft 20 jaar boer op de Witte Raaf met achttien hectare weiland, alles dicht bij de boerderij.

Cornelis van der Meer uit Noordwijk volgt hem op. Als de erven van Cornelis de nalatenschap van hun vader regelen worden de landerijen opgesplitst. Een gedeelte kennen we nu als camping De Gouden Spar. Jan van der Meer blijft eigenaar van het resterend deel dat hij in 1914 verkoopt aan jonkvrouw Cremers-Boreel. Zij hechtte aan haar Witte Raaf want de pogingen van pachter Dirk Oostdam om de boerderij te kopen strandden. Het gebouw dat vanwege haar ouderdom en bijzondere indeling bestudeerd is door onderzoeker Uilkema kent een mysterieus einde. Zo zou een brand haar fataal geworden zijn. Fraaier is de anekdote dat de boerderij ingestort zou zijn nadat mevrouw Oostdam de deur per ongeluk te hard dichtgooide.

Een variant heeft het over instorting door een steen van een kwajongen tegen de gevel. Mythes, ver bezijden de waarheid. Het gebouw was simpelweg aan het eind van haar boerenlatijn. Afbraak en herbouw paste bij de overschakeling naar bollenteelt en campingbedrijf die eerder door de familie Oostdam werd ingezet. In 1952 mocht Dirk Oostdam de Witte Raaf dan eindelijk kopen. Zijn vroege dood was aanleiding voor zijn weduwe en kinderen om keuzes te maken voor de toekomst. Met als resultaat het bekende hotel- en restaurantbedrijf.

Uit de krant