Afbeelding

Klimaatsprookje

Column

Er stond eens een huis in brand. Niet zo'n beetje ook: aan alle hoeken brandde het. Het was een aangestoken brand, dat was wel duidelijk. De daders waren ook in beeld: alle bewoners van dat huis hadden er de hand in gehad dat de boel nu flink in de hens stond.

Er viel nog wat te blussen en te redden, maar daar kwam het niet van. Want de bewoners hadden ruzie over het blussen.

De een riep dat dat te duur was. De ander riep dat hij minder schuld had aan de brand dan de ander. Dat klopte ergens wel: de een had in zijn hoekje van het huis een klein beetje brand gesticht met wat lucifers en kaarsen. Verderop was een brand ontstaan door kerosine en ergens in de kelder waren ze bezig geweest met een heuse vlammenwerper. De lucifermensen riepen om het hardst dat de vlammenwerpers veel meer schade veroorzaakt hadden dan zij met hun zwavelstokjes. Hetgeen objectief gezien wel waar was – maar voor het behoud van het huis was dat een non-argument. Want ondertussen fikte het eens zo mooie huis helemaal af. Er waren er die riepen dat het hun tijd wel zou duren: na ons de zondvloed. Ze vergaten dat er ook kinderen in het huis woonden.

Wat voor toekomst hadden die? Er was voor de mensen geen ander onderkomen dan dit bedreigde huis. De man die zichzelf de Belangrijkste Man Van Het Allerbelangrijkste Land Ter Wereld noemde dacht aan zijn eigen belangen en zei dat het met de temperatuur van de brand nog wel meeviel.

Sommigen waren zich beter bewust van de ernst van de situatie en deden wat ze konden: ze scheidden hun afval, reden minder met hun auto (of helemaal niet) en probeerden wat duurzamer te leven.

Anderen wezen nogmaals op grotere boosdoeners en zeiden dat wat zijzelf konden doen hooguit een druppel in een oceaan was. Daar hadden ze misschien wel gelijk aan.

Maar wat is een oceaan anders dan een heleboel druppels bij elkaar?

egbert van der weide

Uit de krant