Afbeelding

Runderpest (1)

Column

We worden niet graag herinnerd aan de grootschalige ruimingen van kippen en vee die enkele jaren geleden plaatsvonden en sindsdien regelmatig terugkeren. De vernietiging van gezonde levende dieren is voor alle partijen moeilijk te aanvaarden.

Hoe hard deze maatregelen ook zijn, de aanpak blijkt effectief en de ramp is anders niet te overzien. De vee- of runderpest van de 18e eeuw levert daarvoor waardevolle informatie. Rond 1712 komt de ziekte Europa binnen en bereikt in korte tijd ons land. Het virus dat veepest verspreidt is al veel ouder maar in dit geval spreken we over een variant die pas in 2010 wereldwijd uitgeroeid werd verklaard. De ziekte tast luchtwegen en spijsvertering van het dier aan en is zeer besmettelijk en dodelijk. Sterftepercentages van 60 tot 90% komen overal in het land voor. Tijdens de 18e eeuw zijn er drie grote epidemieën vanaf 1713, 1741 en 1769 maar tussentijds is de ziekte nooit helemaal verdwenen. Bij de eerste golf verspreidt de ziekte zich razendsnel. Met name die snelheid overvalt boeren en bestuurders. Dominees preken hel en verdoemenis. Maar gelukkig reageren de Staten van Holland met effectievere maatregelen. Men had de lessen uit het verleden onthouden en gebruikt die om verspreiding tegen te gaan. Vervoer van dieren wordt aan banden gelegd en gewezen wordt op besmetting via koeienhuiden, hooi en mest. In de gewesten van de Republiek volgt een langdurig verbod op de import van vee. Slechts bij uitzondering mocht in een beperkt deel van het jaar vee aangekocht worden buiten het eigen gewest om veestapels aan te vullen. Zo leidt dit in Friesland tot vervanging van het traditioneel rode vee door het nu zo beroemde zwartbonte koeienras. Ondanks waarschuwingen wordt besmet vlees gegeten, maar de mens blijkt niet vatbaar voor het virus. De prijzen voor herstelde koeien blijven echter matig. Wel is er interesse voor de kalveren van dergelijke koeien omdat men meent dat die over een hogere resistentie zouden beschikken. Men begraaft dode dieren op plaatsen die begroeid raken en als pestbosjes nog altijd terug te vinden zijn in ons landschap. Over de impact van de tweede en derde ziektegolf voor Noordwijkerhout is interessant materiaal te vinden. In die periode heeft de ziekte niet alleen een verwoestende werking op de veestapels, maar werkt ook op de langere termijn door. De achterstand in welvaart van ons agrarisch dorp die tot diep in de 20e eeuw heeft geduurd vindt mogelijk voor een deel haar oorsprong in de opeenvolgende epidemieën. Naast faillissementen van boeren werd de bevolking getroffen in haar sociale leven door de isolerende werking van maatregelen.

Zo werd de vermaarde Noordwijkerhoutse kermis of jaarmarkt in oktober regelmatig afgeblazen omdat zij een verspreidingshaard vormde. Ook naar de kerk gaan droeg risico's met zich mee en rondtrekkende kooplieden zag men liever niet komen. De lege weilanden tijdens ziektepieken moeten een pijnlijke aanblik gegeven hebben. Het hooi van deze weilanden kon men echter ook niet verkopen omdat het besmet kon zijn. Maar ook dierenmest, toen nog zeer gewild, kon tijdens veepest niet verkocht of verspreid worden. Als alternatief stappen sommige boeren over op het houden van varkens en schapen. We zien ook andere effecten van de ziekte. Na een uitbraak stijgen de prijzen van vlees en zuivel en dat vormt een onderliggende oorzaak voor het grote belastingoproer in 1748. Ook verpachters van landbouwgronden lijden schade.

Tijdens de tweede golf van de veepest verliest de Ridderschap Holland, eigenaar van het Leeuwenhorster kloosterbezit tweederde van haar pachtinkomsten. Was circa 12.000 gulden aan pacht per jaar normaal, in 1746 ving men slechts 2350 gulden. Volgende aflevering meer.

Uit de krant