Afbeelding
Foto: Monica Stuurop

Mea Culpa

Column column van caro

Ik moet iets opbiechten. Ik ben er niet trots op en het is lang geleden en ja, er was alcohol in het spel, maar het moet me van het hart: ik heb iets gestolen. 

Uw redacteur is een ordinaire dief. Maar daar ging wél iets aan vooraf. 

We schrijven Italië 1972. Met mijn broer en ouders ging ik op vakantie naar ‘ons’ hotel in Italië. Zonder airco en zonder gordels reden we 1600 kilometer naar het zuiden. Voor we bij de grens in Venlo waren, was het verse pakje Caballero gehalveerd. Mijn broer en ik zaten hoestend op de achterbank de tijd te doden. Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het is blauw. Maar dit terzijde. 

Met Het Boek Van De Weg op schoot navigeerde mijn moeder als een vleesgeworden routeplanner van Rijksweg naar Autobahn en van Autostrada naar de Via del Mare. Onderweg werd alles betaald uit een afzichtelijke portemonnee met aparte ritsen waarin Marken, Schillingen en Lires zaten. Met de Italiaanse hoteleigenaar had mijn vader een soort all-inclusive concept afgesproken. Ja, die vader van mij was zijn tijd vér vooruit. Volpension, borreltje aan de bar, ijsje bij het zwembad, cola op het strand... alles op de pof. En die ritsenportemonnee ging (inclusief sleutels en paspoorten) in de kamerkluis tot de dag van vertrek. 

Op de laatste dag had mijn vader op de lokale markt zo’n Italiaans leren polstas gescoord: volgens hem beter om alle reisbescheiden bij elkaar te houden. Terug in het hotel haalde hij de spullen uit de kluis om te kijken of ze er allemaal inpasten... dat lukte. Mijn broer en ik mochten nog even naar het zwembad; mijn vader ging naar het strand en mijn moeder ging naar de Italiaanse kermiskapper voor een suikerspin, voordat we de volgende dag in alle vroegte huiswaarts keerden. Mijn vader was inmiddels onder de parasol in slaap gevallen. Naast het ligbed de strandtas met daarin zijn polstas, waaruit mijn moeder wat Lires pakte om de kapper te kunnen betalen. Die handeling bleef niet onopgemerkt. Toen mijn vader ontwaakte, was zijn polstas weg. 

Onze vakantie werd afgesloten met een vergeefse zoekactie op het strand tot het donker werd. Zelfs prullenbakken werden ondersteboven gekeerd, in de hoop dat alleen het geld was gestolen en paspoorten en sleutels waren gedumpt. Maar nee. Autosleutels, noodpaspoorten en een rekening achteraf; de hoteleigenaar regelde alles voor mijn ouders, die na een jaar hard werken hun gespaarde vakantiegeld in een onbewaakt ogenblik zagen verdwijnen. Ik weet nog dat ik als 8-jarige héél hard moest huilen. Ik was zó boos! 

We schrijven Noordwijk 1983. Met vriendinnen eet ik bij de Italiaan. Na twee flessen Lambrusco wordt het nieuwe liedje van Toontje Lager ingezet: ‘Zoveel te doen, ik heb nog zoveel te doen... Ik moet nog eens wat jatten van een Italiaan,’ zingen we in koor. Na de maaltijd krijgen we een glaasje Limoncello. Ik sla het in één teug achterover en stop het borrelglas ongezien in mijn tas. Het staat nog altijd als trofee in mijn vitrinekast.

 Caroline Spaans, redacteur

Uit de krant