Afbeelding

Accent

Column column van caro

‘t Zeepaardje 1984. Met onze tasjes in het midden staan we te dansen. Dance, Boogie Wonderland. Ineens staat HIJ tussen ons in en gaat met zijn rug naar mijn vriendin staan. ‘Hé, ik kan jouw!’ roept hij boven de discodreun uit. Godzijdank is het donker want ik bloos vuurrood. Dat hij mij kán. Wat een tegenvaller. Het scheelt maar een klinker maar ik ben gelijk genezen.

Ik kende hem natuurlijk ook. Nou ja, kennen. Van gezicht dan. Op Instituut Schoevers, waar ik begin jaren ‘80 naast typen, bedrijfscorrespondentie en etiquetteregels vooral leerde wijnen-wijnen in de naastgelegen kroeg en met mijn studiegenoten genoot van eigenlijk alles, was HIJ een soort onbereikbare Adonis. Ik had notabene al dikke verkering, maar de regelmatige aanblik - in die naastgelegen kroeg dus tijdens een tussenuur - van HEM, was bijna ondoenlijk.

Lang, gespierd, altijd zongebruind en ... hij had een Walkman! Met! Een! Koptelefoontje! Let wel: we hebben het hier over 1982. Met een Walkman over straat in Rotterdam was in die tijd net zo bijzonder als dat je had rondgelopen met een mondkapje op je snuit. Maar dit terzijde.

Mijn Adonis zag mij in die Schoeversperiode niet staan of zitten en dat was maar goed ook gezien mijn ‘relatiestatus’. Mijn vriendinnen waren trouwens overtuigd dat hij gay was. Ik ben niet zo’n hokjespropper, dus zijn kledingstijl (altijd een tuinbroek met één afhangende bretel, blote voeten in gekleurde espadrilles) en een hoog Martien-Meiland-gehalte was voor mij nooit reden om hem te stigmatiseren.

Ik had gelijk. Want toen ik hem twee jaar na mijn studie terug zag in Noordwijk, bleek dat hij mij wel degelijk herkende van het Rotterdamse café bij Schoevers. Alsof mijn vriendin niet bestond, bleef hij dansend tegenover me staan. Met de koptelefoon van zijn walkman nonchalant om zijn nek, een wit Don Johnson colbert met brede schoudervullingen over een helblauw strak T-shirt, een hoge bandplooibroek en zijn blote voeten in leren loafers. Slik. Echter... in onvervalst Rotterdams begon hij een liefdesverklaring. Dat hij me dus kón. Inclusief ‘hunnie’ en ‘enigste’.

Ik kreeg terplekke een flashback. Van een mooie jongen tijdens wintersport. Ik was een jaar of 15. We hadden elkaar al een poosje in de gaten tot hij na een dag of drie vroeg: ‘Wilde gij dannie een keertje memmuh uut?’ Daggutniet.

Blijkbaar val ik niet zo op accenten. Sorry.

Caroline Spaans, redacteur

Uit de krant